Statistiek » Meetniveaus

Inhoud

Nominaal
Ordinaal
Interval
Ratio
Kwalitatief of kwantitatief
Discreet of continu

NominaalOrdinaalIntervalRatio
categorieëncategorieëncategorieëncategorieën
volgordevolgordevolgorde
gelijke verschillengelijke verschillen
natuurlijk nulpunt

Nominaal

Als het bij een variabele slechts om onderscheid gaat tussen verschillende categorieën, dan heb je het over een nominaal meetniveau. Je kan de waarden van deze variabelen aangeven met namen of categorieën.
Voorbeelden zijn geslacht, plaatsnamen en je favoriete eten.

Ordinaal

Als er naast het onderscheid in naam ook een volgorde wordt aangegeven, heb je een ordinaal meetniveau.
Voorbeelden zijn 'Eens, neutraal, oneens', 'mavo / havo / vwo' en het sterrensysteem voor hotels.
Bij ordinale gegevens kunnen er wel getallen gebruikt worden, zoals het aantal sterren voor een hotel, maar er is geen even groot verschil tussen de sterren.

Interval

Als in een variabele naast onderscheid in naam en een volgorde ook gelijke verschillen tussen de waarden zitten, spreek je van een intervalniveau. Er is geen natuurlijk nulpunt en dus geen ratio/verhouding. Er is wel een nulpunt, maar dat is gekozen. Het nulpunt duidt dus geen afwezigheid aan.
Voorbeelden zijn jaartallen, tijdstippen en temperatuur.
Bij deze voorbeelden is er geen verhouding. Als het buiten 30 °C is, is het niet twee keer zo warm als bij 15 °C.

Ratio

Bij dit meetniveau heb je alle bovengenoemde eigenschappen (categorieën, volgorde en gelijke verschillen) met daarnaast ook een natuurlijk nulpunt. Het nulpunt duidt een afwezigheid aan. Voldoet een variabele aan alle vier eigenschappen, dan is er sprake van een rationiveau.
Voorbeelden zijn leeftijd, gewicht en geldbedragen.
Nu is er wel een verhouding. Iets van 40 kg is twee keer zo zwaar als iets van 20 kg.

Kwalitatief of kwantitatief

Variabelen die 'gemeten' worden op nominaal of ordinaal niveau noem je ook wel kwalitatieve, categorische of attributieve variabelen.
Variabelen die gemeten worden op interval- of rationiveau noem je ook wel kwantitatieve variabelen.

Discreet of continu

Bij een discrete variabele kan de variabele niet alle (tussen)waarden aannemen.
Zo kan je één of twee tomaten kopen, maar geen halve. Het aantal tomaten is dus een discrete variabele. Het bedrag dat je voor deze tomaten betaalt is ook discreet. Deze variabele kan al veel meer waarden aannemen, maar nog steeds niet alle.
Bij een continue variabele kan de variabele (in theorie) wel alle waarden aannemen. Als we het nou toch over tomaten hebben, het gewicht van deze tomaten is een continue variabele. Het kan immers alles zijn. Zo kunnen je tomaten 325 gram wegen, maar ook 327,568 gram. Tussen deze twee getallen zitten oneindig veel andere getallen. Die zouden allemaal het gewicht van deze tomaten kunnen zijn.

Continu lijkt soms discreet

Een continue variabele kan dus (in theorie) alle waarden aannemen. Waarom dat 'in theorie' tussen haakjes staat ga ik je nu uitleggen. We kijken weer naar het gewicht van de tomaten. Dit gewicht kan dus alle waarden aannemen. De weegschaal in de supermarkt weegt echter alleen op de gram nauwkeurig. In de supermarkt zullen je tomaten dus altijd een geheel getal wegen. Dit gebeurt eigenlijk bij een heleboel dingen die wij meten. Denk aan tijd of een lengte. Hoe nauwkeurig je ook meet, er is altijd een moment dat je afrondt.
Dus: het gewicht van de tomaten is een continue variabele, het gewicht dat de weegschaal weergeeft is discreet.


Naar boven